Woningsluiting door burgemeester tegengehouden

In de editie van BN De Stem van 6 december 2017 stond een leuk artikel met de titel Burgemeesters zijn te gretig met sluiten van ‘drugspanden’, waarin aandacht wordt gevraagd voor het feit dat burgemeesters – wanneer er drugs in een woning worden aangetroffen – te snel naar hun bevoegdheid grijpen om de woning voor – minimaal – drie maanden te sluiten. Dit zonder alle negatieve gevolgen die de sluiting van de woning voor de bewoners heeft in het besluit (goed) mee te wegen.

 

Op 11 december jl. had ik eveneens een zaak waarbij de burgemeester gebruik had gemaakt van zijn bevoegdheid een woning te sluiten. Wat was het geval? Op 27 november 2017 was er in de woning van cliënt, op een zolderkamer en in de badkamer harddrugs aangetroffen. Deze drugs waren een dag eerder door de zoon de woning binnengebracht en naar de zolderverdieping genomen. Op het moment dat de politie de woning binnenviel, heeft de zoon een deel van de harddrugs meegenomen naar de badkamer, met als doel de drugs door het toilet te spoelen. Cliënt, een 80-jaar oude, dementerende man, wist niets van de acties van zijn zoon af. Zijn zoon verbleef ook niet in de woning, hij is zwervend en is op 26 november 2017 bij zijn vader aan komen lopen, met het verzoek om eenmalig in de woning te overnachten.

 

Op 29 november 2017 valt er een brief van de burgemeester op de mat bij cliënt. De burgemeester heeft besloten om de woning voor drie maanden te sluiten. Cliënt krijgt tot 6 december 2017 te 10:00 uur de gelegenheid om zijn woning te ontruimen, daarna zal de gemeente de cilinders van de sloten vervangen, zodat cliënt geen toegang meer kan krijgen tot zijn woning. Omdat er volgens de burgemeester sprake is van ‘zodanige spoedeisendheid’, wordt cliënt geen gelegenheid gegeven om een zienswijze in te dienen. Een kort geding zitting is het enige redmiddel om het besluit van de burgemeester tegen te kunnen houden (juridisch gezegd: om het besluit te schorsen).

 

Op 11 december 2017 vindt de kort geding zitting plaats, waarin ik namens cliënt heb verzocht om het besluit van de burgemeester te schorsen. En met succes! In de uitspraak overweegt de voorzieningenrechter:

 

Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester in het bestreden besluit hieraan ten onrechte geen aandacht besteed. Met name is niet onderzocht of aan verzoeker en zijn echtgenote gezondheidsschade wordt toegebracht, indien zij de woning voor drie maanden moeten verlaten. Dat had wel gemoeten, vanwege hun medische situatie en hun leeftijd. Evenmin is onderzocht of voor hen een passende opvang kan worden geboden bij familie, terwijl dit zeker geen vanzelfsprekendheid is. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zullen de persoonlijke omstandigheden van verzoeker en zijn echtgenote maken dat sluiting van de woning onevenredig zal zijn in verhouding met het doel daarvan. De voorzieningenrechter ziet in de bijzondere omstandigheden dan ook aanleiding het bestreden besluit te schorsen”.

 

Cliënt mag dus (voorlopig) in de woning blijven wonen. De burgemeester zal – met de uitspraak van de voorzieningenrechter in het achterhoofd – in de lopende bezwaarprocedure aan de bak moeten mocht hij zich op het standpunt blijven stellen dat de woning voor drie maanden gesloten moet worden. Cliënt en ik zien die procedure in ieder geval met vertrouwen tegemoet.

 

W.A.J.A. Welten